Reisverslag deel 6:
Mozambique: hobbelen in de hitte
Blantyre, Malawi 28 januari 2001
Lieve lezers,
Hieronder volgt het verslag van onze reisavonturen van 4 tot 19 januari,
waarbij we Zimbabwe verlaten en Mozambique gaan verkennen. Veel leesplezier toegewenst!
Donderdag 4 januari vertrekken we met de bus uit Chimanimani naar Mutare
(=de zusterstad van Haarlem). Denise geniet zeer van het uitzicht tijdens de rit:
NOT! De gozer voor haar is misselijk, steekt onderweg zijn kop uit het raam, en
kotst dus het raam onder waar Denise zit.
In Mutare aangekomen staan we voor een gesloten hostel, een gevolg van het
teruglopende toerisme. Bij Ann Bruce’s Place kunnen we nog wel terecht. We blijven
hier het hele weekend hangen. We doen de nodige inkopen, de was en schrijven en lezen wat.
Wanneer we de e-mail checken worden we echt overladen met berichten en nieuwjaarswensen,
leuk! We geven aan onze ouders het telefoonnummer van de hostel door.
Probleem is echter dat de aanstellerige dochter van Ann de hele dag aan de telefoon
hangt i.v.m. haar liefdesperikelen. Gedurende het weekend slagen uiteindelijk
Aad & Sandra, Ria, Arnold en de Palais bewoners Leo, Nelis & Roel erin om ons toch te
spreken!
Maandag 8 januari vertrekken we naar Mozambique. Omdat we al een visum hebben
is de grensovergang slechts een kleine formaliteit. We nemen een minibus naar Manica
(het gelijknamige bier is trouwens erg lekker en wordt geleverd in 550 ml flessen).
We merken dat we in Mozambique ook passagierstickets moeten kopen voor onze rugzakken,
vanwege de ruimte die ze innemen.
In Manica merken we óók dat het erg lastig is om aan geld te komen in dit
land met een creditcard of met traveller’s cheques. Gelukkig hebben we nog wat cash
aan Zimbabwe dollars die de bank niet accepteert, maar die we wel op de zwarte
markt kunnen wisselen. Vanuit Manica krijgen we een lift naar Chimoio.
Daar vinden we uiteindelijk één bank die traveller’s cheques accepteert.
Deze rekent echter $ 15 (!) commission per transactie. Maar dan zijn we ook wel miljonair!
Honderd dollar is namelijk ongeveer 1.700.000 meticais waard.
Even later lopen we een cafeetje in om te lunchen. Nu merken we pas goed dat er
weinig Mozambiquanen zijn die Engels spreken. De officiële taal is namelijk Portugees.
Gelukkig herkent Denise wat items op de menukaart dankzij het beetje Spaans dat ze in
Engeland heeft gevolgd. De 2 talen lijken op elkaar, dus na opfrissing van het geheugen
kunnen we ons de komende weken aardig redden.
We checken in bij een hotelletje en lopen daarna door het stadje. Op de markt
kunnen we een tros bananen krijgen voor zo’n 75 cent. En dan niet zo’n lullig trosje
als in Nederland, maar 15 grote èn zeer lekkere bananen.
Vanaf de markt worden we continue achtervolgd door de straatkinderen van Chimoio.
De volgende ochtend gaat om 3 uur de wekker. De hoteleigenaar heeft ons verzekerd dat
de enige bus naar Vilankulo om 4 uur vertrekt.
Op het station vertelt iedereen ons andere tijden, maar het is ons om half 6 wel
duidelijk dat deze dagelijkse bus niet zal rijden. We besluiten een bus te nemen naar het
eerstvolgende plaatsje, vanwaar we naar het zuiden willen afreizen. We worden letterlijk
en figuurlijk afgezet in Inchope. De van tevoren afgesproken prijs voor ons zelf en onze
tassen (ook al lagen die op dak en nemen dus geen passagiersplaats in) is tijdens de rit
al verdubbeld. Bij het uitstappen wil de "conducteur" nog meer geld voor onze tassen,
maar deze keer lopen we gewoon weg. Bekijk het maar!
Bij de "bushalte" proberen we een lift te krijgen richting het zuiden.
Dit wordt een lange, hete dag wachten en we zijn kapot door de korte nachtrust.
Om de tijd te doden leest Jeroen verder in zijn boek en speelt Denise drum met
de buurtkinderen. Uiteindelijk krijgen we na 7 uur wachten een lift, maar dan ook
wel een goede. Bijna 400km voor Nada! Tja, als je een beetje geduld hebt, dan kom
je een heel eind in Afrika. Als je genoeg tijd en / of geld hebt is er een boel
mogelijk hier.
De weg kent goede en slechte stukken, maar de chauffeur ontwijkt de potholes.
De sporen van de overstromingen in januari 2000 zijn nog te zien; grote delen van het asfalt
zijn door het water weggevaagd en we maken gebruik van noodbruggen. Denise mocht voorin zitten,
terwijl Jeroen achter in de truck zit en zijn neus door de zon erg verbrand. Het is een lange
rit en begint al donker te worden. De chauffeur neemt ons mee naar een accommodatie.
We hebben echt geen flauw idee waar we zijn. Het blijkt hotel Seta te zijn in Inhassaro.
Als ons wordt aangewezen waar we onze tent kunnen opzetten, wordt het ons duidelijk dat we ons
aan de kust bevinden. We zien dan namelijk de Indische Oceaan die verlicht wordt door de volle
maan, wow! Na een happie en een drankje in het restaurant lopen we terug naar onze tent.
Best lastig te vinden, want het is pikkedonker. En dat terwijl het volle maan is? Als we goed
kijken zien we dat er een maansverduistering aan de gang is!
De volgende dag krijgen we een lift naar Vilankulo. We stappen uit bij de markt en
worden gelijk omringd door tig kinderen. Wat een druktemakers, maar we komen niet van ze af.
Onze grote "vrienden" blijven ons volgen en willen of beter gezegd gaan ons een accommodatie
aanwijzen tegen betaling. Dat is toch een nadeel van een toeristische plaats. De komende
dagen horen we continue "Hey friend, give me money". Hier kennen ze dus wel het hoognodige
Engels.
Het is echt bloedheet in Vilankulo. Door de hoge luchtvochtigheid lopen de
zweetdruppels over je lichaam. Zelfs een duik in de Indische Oceaan werkt niet echt
verfrissend, doordat het water warm is. Terug bij de accommodatie zien we ineens Rodney.
Alweer voor de derde keer, erg gezellig!
Een paar dagen later doen we een 3-daagse dhow-safari (Arabische zeilboot) naar
het Bazaruto Archipelago, een eilandengroep voor de kust. ’s Ochtends melden we ons bij de
organisatie "Sail Away", waar we Simon en Harry ontmoeten. Later zullen we hen weer ontmoeten
in Quelimane. We lopen naar de boot en laden de spullen in. Er staat een goede wind,
dus onder vol zeil gaat de kok aan de slag. Op een houtskoolvuurtje vervaardigt hij een
complete maaltijd aan boord. Wel apart hoor, in totaal 3 man in de weer voor ons tweetjes.
Dat voelt behoorlijk koloniaal, zeker omdat we nergens mee mogen helpen. Onze kok tovert de
meest culinaire hoogstandjes te voorschijn. Stukken beter dan de spaghetti met tomatensaus,
die we zelf een paar dagen eerder in elkaar geflanst hebben (of was het tomatensoep met
vermicelli? Bah!).
De archipel is echt schitterend. Mooi blauw water, witte stranden en palmbomen.
Ze worden niet voor niks paradijseilanden genoemd. Het is hier heerlijk zwemmen èn snorkelen.
Dat laatste is vooral gaaf bij het two-mile reef. Geweldig om in zo’n "aquarium" te zwemmen.
We zien koraal, zeesterren en vissen in allerlei maten, vormen en kleuren. Cool!
We zeilen terug naar Vilankulo en verblijven daar in "Na Sombra" We genieten daar van
de Belgische gastvrijheid, maar niet van de lage deurposten (erg pijnlijk volgens Jeroen).
Een dag later vertrekken we vroeg uit Vilankulo. We kunnen meerijden met een truck naar
Inchope. Jeroen mag dit keer voorin en Denise houdt zich stevig vast bovenop de vrachtwagen,
want de chauffeur rijdt maar liefst 100km per uur op deze weg vol met gaten!
Vanaf Inchope krijgen we een lift naar Gorongosa. Dit stuk kost veel tijd omdat de
weg bestaat uit kuilen met af en toe een stukje asfalt. We overnachten (slapen lukt niet erg)
in een hotelletje in dit stadje.
De volgende dag komen we er al snel achter dat deze route naar Caia nog in aanleg is.
Gelukkig is er wat bouwverkeer. We worden opgepikt door wat constructiemedewerkers die zeer
verbaasd zijn om back- packers aan te treffen hier, in the middle of nowhere. We worden naar
een kamp gebracht waar ze een brug aan het bouwen zijn. Ze werken hier al 2 jaar en zijn erg
blij met wat afleiding. We krijgen een keet toegewezen voor de nacht en worden uitgenodigd
voor het eten. We bezoeken het nabij gelegen dorpje en ontmoeten een V.I.P.:
the Administrator of the District. ‘s Avonds drinken we gezellig een biertje met de
"bouwvakkers", een grappige ervaring voor rugzakreizigers!
Om 5 uur ‘s ochtends verlaten we het kamp per 10-tonner! We worden keurig afgezet
aan de oever van de Zambezi in Caia. De veerpont is in reparatie dus we wagen de overtocht
in een dugout canoe (=holle boomstam). Er staat een sterke stroming, dus we gaan eerst
stroomopwaarts voordat we oversteken, zodat we de overkant op de goede plek bereiken.
Aan de overkant stappen we in een minibus naar Quelimane, 4 uur later staan we er nog
steeds, want de chauffeur vindt 5 passagiers te weinig om te vertrekken.
We stappen alle vijf uit en vinden een lift. Deze lift kost erg veel tijd en geld.
Het is het beste stuk weg van Mocambique, maar de chauffeur van de 4WD rijdt 60 km/uur.
Argh!! Om je dood te ergeren!
Maar uiteindelijk bereiken we Quelimane en
is het dus gelukt om 1200 km vanaf Vilankulo in 3 dagen te liften.
Tot volgende keer!